Blind trouwen?
Op de Belgische televisie loopt al enkele weken het programma “Blind getrouwd”. Uit een grote groep alleenstaanden werden door experten drie koppels gevormd, mensen die volgens de wetenschap van die experten het beste bij elkaar passen. Ze ontmoeten elkaar voor het eerst op het gemeentehuis voor het burgerlijk huwelijk. Dan moeten ze vijf weken als man en vrouw samenleven en na vijf weken kunnen ze zeggen of ze verder blijven leven als man en vrouw of niet. Zo niet, dan betaalt de Belgische zender de echtscheiding. Verschillende mensen vonden het apart dat ze alleen voor de wet trouwden en niet kerkelijk. Het was voor mij een gelegenheid om eens duidelijk te spreken over de punten die voor de Kerk wezenlijk zijn om een geldig huwelijk te kunnen sluiten.
Voor een man en een vrouw in de Kerk hun ja-woord mogen geven, is er een ondervraging. Voor de Kerk bestaat blind trouwen niet. Je moet daar goed over hebben nagedacht, de relatie moet echt gerijpt zijn voor je voor de Kerk kunt trouwen. De priester of de diaken vraagt namens de Kerk zes dingen aan het bruidspaar, zes dingen die vervat liggen in drie vragen. In elke huwelijksviering vindt men die ondervraging terug.
De eerste vraag is: “U bent hierheen gekomen om met elkaar te trouwen. Doet U dit uit vrije wil en met de volle instemming van uw hart?” Het eerste wat de Kerk vraagt is de vrije wil, niets of niemand mag je gedwongen hebben tot dit huwelijk, ook geen uithuwelijken door je ouders, het huwelijk mag ook niet “van moeten” zijn, je kiest er helemaal vrij voor. Aan de vrije wil gekoppeld is de volle instemming van het hart: je moet er voor de volle honderd procent achter staan dat je voor het leven met deze mens door het leven wil en een eenheid wil vormen.
De tweede vraag luidt: “U gaat elkaar trouw beloven. Bent U bereid elkaar lief te hebben en te waarderen al de dagen van uw leven?” Er moet echt liefde zijn, het gevoel dat je met die ene man of vrouw met zijn en haar kleine en grote kanten echt door het leven wil voor altijd. En gelijkwaardigheid, binnen het huwelijk zijn man en vrouw gelijkwaardig, de ene staat niet boven de andere, allebei hebben de verantwoordelijkheid voor het welslagen van onverbreekbaarheid van het huwelijk. Die gelijkwaardigheid houdt ook in dat het huwelijk iets exclusief is tussen die ene man en die ene vrouw, en niemand anders komt daar tussen.
De derde vraag luidt: “U gaat een gezin stichten. Bent U bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, hen in uw liefde te laten delen en hen in de geest van Christus en zijn kerk op te voeden?” De Kerk vraagt de openheid voor kinderen en wanneer er kinderen komen dat men hen laat dopen, hen een gelovige opvoeding geeft en hen zo Jezus Christus en Zijn Kerk leert kennen.
Pas wanneer men op die zes punten van harte ja heeft gezegd kan men een geldig ja-woord uitspreken voor God en de Kerk en kan men zeggen: “ik aanvaard je als mijn man of vrouw, en ik beloof je trouw te blijven in goede en kwade dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Ik wil je liefhebben en waarderen al de dagen van ons leven.” Zo spreken een man en een vrouw voor het Altaar uit dat ze altijd van elkaar zullen blijven houden en elkaar niet zullen loslaten, zoals God dat met elk van ons doet. God laat ons nooit los, wat er ook gebeurt en God blijft altijd van ons houden, wat er ook gebeurt. In het ja-woord wat man en vrouw naar elkaar uitspreken, verbindt God zich aan die twee en zal Hij hen de kracht en de sterkte geven om dat te kunnen volbrengen. Dat spreekt de priester ook uit wanneer man en vrouw elkaar zo het ja-woord hebben gegeven: “Voortaan zal de kerkgemeenschap U beschouwen als gehuwden. Moge de Heer uw huwelijksverbond bevestigen en uw leven zegenen.” En hij voegt er dan nog een woord van Jezus uit het evangelie aan toe: “Wat God verbonden heeft, dat zal de mens niet scheiden.” (naar: A. Penne)